Vandaag had ik een mevrouw van een callcenter aan de lijn die de inspiratie leverde voor mijn gedachten over het fenomeen telefoontaal. Het gaat over de exotische taalflora en -fauna die zich manifesteert tijdens telefoongesprekken. Een fenomeen zo curieus, dat zelfs bij de meest doorgewinterde linguïsten het brein van opperste verwondering op hol slaat.
Je kent het wel, je pakt de telefoon op en plotseling transformeer je in een wezen dat spreekt in raadselen. Waar je in een tête-à-tête nog de welbespraaktheid van een jonge intellectueel ten toon spreidt, vind je jezelf aan de telefoon terug, babbelend als een overenthousiaste kaketoe die net een nieuwe truc heeft geleerd.
‘Goeiemiddag, met mij!’ roep ik uit, alsof mijn naam een staatsgeheim is dat alleen via gecodeerde berichten mag worden onthuld. Het is een merkwaardige manier van doen, want stel je voor dat je bij een face-to-face ontmoeting iemand zou begroeten met ‘Hallo, je spreekt met mij!’ Je gesprekspartner zou je waarschijnlijk aanstaren alsof je net hebt voorgesteld om de kerstversiering in juli op te hangen en deze naar diens mobieltje grijpt om de politie en de GGD te bellen.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over de afsluitingen. ‘Oké, doei doei, hè hè, ja ja, tot ziens, daag!’ Een stortvloed aan afscheidsformules die de lengte van sommige gesprekken lijken te overtreffen. In het echte leven zou een dergelijke reeks vaarwels je rechtstreeks in een komische sketch plaatsen, waarbij de ander niet weet of hij nu moet vertrekken of blijven voor een toegift.
Verwarring
Het toppunt van deze telefonische taalverwarring is misschien wel de lach. Waar je in een persoonlijk gesprek lacht om humor of uit beleefdheid, lijkt de telefoonlach een geheel eigen leven te leiden. ‘Haha, ja ja, natuurlijk, haha,’ lach ik, alsof ik zojuist de grap van de eeuw heb gehoord, terwijl mijn gesprekspartner slechts meldde dat het regent. Het is een mysterie waarom onze lachspieren zo genereus zijn wanneer we een telefoon tegen ons oor drukken.
Als een gesprekspartner iets moet opzoeken krijgt ‘een klein momentje’ ineens een totaal andere betekenis. Je denkt dat je met de snelheid van de Roadrunner wordt geholpen, terwijl het eigenlijk betekent dat je te maken hebt met Joris de Slak!
Geheugenverlies
Tijdens telefoongesprekken lijken bellers aan te geven dat hun kortetermijngeheugen niet meer optimaal functioneert. ‘Hoe was uw naam?’, kan ook betekenen dat ervan wordt uitgegaan dat wij die tussentijds hebben veranderd. ‘Nou het was in de 14e eeuw van Cleyngeldre maar nu is het Kleingeld’, wil ik nog wel eens grappen op het gevaar af dat ik vraagtekens uit mijn mobieltje zie komen.
Maar laten we niet vergeten de mysterieuze kracht van het woord “eh”. Tijdens telefonische communicatie wordt “eh” plotseling een onmisbaar onderdeel van onze vocabulaire, een stopwoordje dat we ineens de hoogste communicatieve prioriteit geven. “Eh, ja, ik eh, belde omdat eh…” Het is alsof onze hersenen tijdelijk op vakantie zijn en “eh” de waarnemend manager is.
Dus, de volgende keer dat je de telefoon oppakt en jezelf betrapt op deze linguïstische gymnastiek, wees dan niet te streng voor jezelf. Het is slechts een bewijs van onze menselijke eigenaardigheid, een charmante afwijking in onze communicatie. En mocht je ooit verlangen naar een gesprek zonder deze telefoon-geïnduceerde rariteiten, weet dan dat je altijd kunt rekenen op de goede oude face-to-face babbel. Of, voor de durfals onder ons, die ouderwetse handgeschreven brief waarmee je meer aandacht trekt dan met welke andere vluchtige vorm van communicatie dan ook.
Doeeeeg!