Mijn eerste ervaringen met een secretaresse hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Mogelijk vanwege de jeugdige leeftijd waarop ik voor het eerst, in mijn korte broek, met haar kennismaakte. Mijn vader nam mij als broekie van zes mee op een ’verkenningstocht’ op zijn werk. Hij werkte in een oud statig pand, vlak bij de Koninklijke Jachthaven van Rotterdam, met een lift die zonder ophouden in het rond draaide en waarmee ik gevaarlijke spelletjes speelde door te vroeg of bijna te laat de cabine in te springen. Zo’n zelfde ding als ze destijds hadden bij de belastingdienst toen ze nog in de ‘Pluk-me-kaal’-straat zaten.
Haar naam ben ik vergeten, maar ze werd altijd ‘juffrouw’ genoemd. (een benaming waarvan iedere secretaresse tegenwoordig gruwelt.) Laten we haar voor het gemak maar even juffrouw Annie noemen. Juffrouw Annie leidde mij rond en ik volgde haar zeer gedwee. Ze was een vrouw die gezag afdwong; bepaald geen katje om zonder handschoenen aan te Pakken. De monsterkamer was en bleef de favoriete plaats op kantoor waar- naar ik steeds bij een bezoek aan mijn vader terugkeerde. De lucht van zuidvruchten, vermengd met die van talloze specerijen, kan ik nog steeds terughalen.
Tijdens mijn rondgang met haar merkte ik dat iedereen haar met meer dan normaal respect behandelde. Dat zal mogelijk te maken hebben gehad met haar strenge uiterlijk. Ze kleedde zich sober, bij voorkeur in lange zwarte of bruine hooggesloten jurken, zwarte schoenen met blokhakken, en had strak achterover gekamd haar, vastgehouden door een knot, en een grote bril met glazen als jampotjes. Die glazen maakten haar ogen kleiner dan ze waren en als ze je aankeek, leek het alsof ze dwars door je heen keek. Ik kan mij niet herinneren of ze ooit glimlachte of zei wat ze van me dacht. Jaren later begreep ik dat ze wel iets voor me voelde, afgaande op de frequente kneepjes in mijn wangen. Het donkere directiekantoor – tapijten op de vloer en de portretten van de dode voorgangers van de toenmalige directie aan de muur – maakte op mij een enorme indruk. Zij noemde mij toen ‘mijnheer Phil’ waar andere personeelsleden mij ‘Flipje van de Betuwe’ noemden. Ze sprak dat met een dergelijk ernst uit dat ik mij soms echt ‘het zoontje van de baas’ voelde.
Haar bureau stond vol speciale machines waarvan ik de bedoeling niet helemaal begreep. Ze kon in een zwarte doos praten en iemand anders die ik niet kon zien, sprak terug. De typemachine met de prachtige ronde geëmailleerde toetsen mocht ik niet aanraken, evenmin als de toetsen van een fascinerende machine die zomaar uit zichzelf ging schrijven. Ik kon daar minutenlang naar kijken. Ze had ook een bandapparaat waarmee ze met een soort stethoscoop kon luisteren naar boodschappen. Ik snapte alleen niet waarom ze onder haar bureau een gaspedaal had. Haar handschrift was schitterend; ik wenste dat ik met van die mooie krullen kon schrijven. Alleen snapte ik niet waarom ze af en toe geheimschrift gebruikte. Op een blokje papier stonden vreemde krullen en halen waaruit ik absoluut geen wijs kon worden. Later begreep ik dat dit steno was.
Wat een uitvinding!
Op haar houten bureau, het midden voorzien van groen vilt, stond ook een groot en zwaar telefoonapparaat, en ik mocht wel met de schijf spelen, als Ik de hoorn maar op de haak liet liggen.
De 21ste eeuw
In de 21 eeuw aangekomen zijn mij veel van de mysteries van toen duidelijk geworden, maar is mijn respect voor secretaressen gebleven. Dit komt onder andere omdat ik gemerkt heb dat een secretaresse bijzonder veel voor mij kan betekenen. Ze is iemand die me niet alleen lastige of tijdrovende klussen uit handen neemt, maar misschien nog wel meer mijn, zoals ik dat noem, ‘praatpaaltje’ is. Iemand met wie ik kan praten over ups en downs en soms niet alleen puur zakelijk. Omdat mijn secretaresse op de hoogte is van bijna al mijn zakelijke beslommeringen, is het niet meer dan logisch dat wij een hecht team vormen.
De secretaressen met wie ik heb samengewerkt hebben mij onwillekeurig op de titel van dit boek gebracht, omdat ze mij stuk voor stuk min of meer hebben ‘opgevoed’ als manager. Ze zijn erin geslaagd om me van een absoluut ongeorganiseerde chaoot op te voeden tot een systematisch werkend mens die eerst alles zelf wilde doen en nu weet te delegeren en beter met zijn tijd weet om te springen. Ik ben hen daar beslist dankbaar voor.